Diep in het woud is het derde boek in de reeks ‘Kleine Klassiekers’. Daarin bewerken Michael De Cock en Gerda Dendooven klassieke mythen voor heel jonge lezers. De aangename, doordachte vormgeving brengt meteen de vorige boeken uit de reeks in herinnering. Gerda Dendooven laat in haar illustraties soms zelfs identiek dezelfde figuren en motieven terugkeren. De haar kenmerkende suggestieve stijl en het zuinige kleurgebruik dragen ook hier bij tot een intense sfeerschepping.
Dit keer worden we tot diep in het donkergroene woud geleid, naar het einde van de wereld. Daar verjaagt de verbannen schrijver Ovidius, ‘Naso’, de eenzaamheid door verhalen te schrijven, ‘verhalen over de nieuwe wereld waarin hij was terechtgekomen en over de oude wereld waar hij vandaan kwam’, verhalen waarin de hoofdrolspelers anders worden.
De Cock gebruikt historische informatie over de schrijver van de Metamorphosen als een kaderverhaal om een mooie selectie van mythen uit die Latijnse…
Lees verder
Diep in het woud is het derde boek in de reeks ‘Kleine Klassiekers’. Daarin bewerken Michael De Cock en Gerda Dendooven klassieke mythen voor heel jonge lezers. De aangename, doordachte vormgeving brengt meteen de vorige boeken uit de reeks in herinnering. Gerda Dendooven laat in haar illustraties soms zelfs identiek dezelfde figuren en motieven terugkeren. De haar kenmerkende suggestieve stijl en het zuinige kleurgebruik dragen ook hier bij tot een intense sfeerschepping.
Dit keer worden we tot diep in het donkergroene woud geleid, naar het einde van de wereld. Daar verjaagt de verbannen schrijver Ovidius, ‘Naso’, de eenzaamheid door verhalen te schrijven, ‘verhalen over de nieuwe wereld waarin hij was terechtgekomen en over de oude wereld waar hij vandaan kwam’, verhalen waarin de hoofdrolspelers anders worden.
De Cock gebruikt historische informatie over de schrijver van de Metamorphosen als een kaderverhaal om een mooie selectie van mythen uit die Latijnse klassieker te vertellen. En net als de Metamorphosen is Diep in het woud doordrongen van de basale gedachte dat alles voortdurend in beweging is. Door toedoen van erende, wrekende of reddende goddelijke krachten veranderen de figuren waarover Naso vertelt in nieuwe gedaanten. Vele van die noodlottige mensen, goden en halfgoden zijn alom gekend. Zo zijn er de tragische geliefden Orpheus en Eurydice, en ontmoeten we de notoire dommerik Midas, die voor zijn onvoorzichtigheid met ezelsoren wordt gestraft. Maar De Cock selecteert ook minder bekende mythen. Zo komen we bijvoorbeeld te weten hoe Cyparissus in een cypres veranderde, of waarom de mooie Hermaphroditus half man, half vrouw werd.
Net als in de vorige ‘Kleine Klassiekers’ vestigt De Cock ook nu de aandacht op diepere filosofische thema’s. Zo vormt de dood van Eurydice aanleiding tot de waarom-vragen die deel uitmaken van elk rouwproces: ‘Niemand die het weet, of het raden kan. De goden kennen de antwoorden. Mensen hebben enkel de vragen. De dingen gaan zoals de dingen gaan.’ Het thema van de eeuwige flux komt ook subtiel tot uiting in de structuur van het boek: als bij willekeur vloeit de ene mythe in de andere over. Het laatste woord van het vorige verhaal klinkt door in de openingszin van het volgende. Ook het kaderverhaal herneemt de idee dat niets blijvend is en niets helemaal vergaat. Met deze wet van de natuur wordt de schrijver in zijn ballingschap in het woud geconfronteerd. Wanneer hij zijn dood voelt naderen, leert hij ze ook aanvaarden: ‘"Dit kan niet het einde zijn", zei hij hardop. "Voorbij die rivier, voorbij die nevels ligt nog een hele wereld. Daar ben ik heel zeker van. Een wereld die nieuw is. En nog helemaal te ontdekken."’
De Cock neemt niet alleen de grondgedachte, maar ook beschrijvingen en beeldspraak van de Metamorphosen over, zij het in een vereenvoudigde vorm. Hij vult die aan met details en verklaringen, kwieke dialogen en met een rechtstreekse weergave van de gedachten van de personages. Dat creëert vlot leesbare verhalen met levende personages. Toch is dit geen makkelijk boek. Naast moeilijke levensvragen komen ook gruwelijke elementen zoals moord en incest aan bod. In vergelijking met de andere ‘Kleine Klassiekers’ lijkt het dan ook beter geschikt voor iets oudere kinderen.
Diep in het woud moet het niet hebben van een gedurfde omgang met zijn brontekst. Wel verstaan schrijver en illustrator de kunst om doordachte keuzes te maken en die op elkaar af te stemmen. Ook het hoorspel onder leiding van het Brussels Jazz Orchestra en met stemmen van Bruno Vanden Broecke en Warre Borghmans treft de juiste toon. De Cock en Dendooven hebben opnieuw prachtige verhalen samengebracht tot een even intens als verfrissend geheel dat helemaal klopt. [Sylvie Geerts]
Verberg tekst