'Ik zeg niet dat ik Pools ben', schrijft Maria Barnas halverwege haar nieuwe bundel Diamant zonder r. En kort daarna: 'Ik zeg niet dat ik Engels ben.' Weer iets later: 'Ik zeg niet dat ik Nederlands ben.' Wat ze dan wel is? Zoals ieder mens: een amalgaam van stemmen die voortdurend door het hoofd razen. Bij Barnas spuiten die stemmen soms als een fontein omhoog, dan weer waaien ze als de warme wind van een föhn en soms klinken ze als een schrille schreeuw; iets wat doet denken aan haar eerdere werk, bijvoorbeeld de bundel Jaja de oerknal. We hebben allen stemmen in ons hoofd, zoveel is zeker: de stemmen van overleden personen, van vrienden, van mensen die bewonderd worden, van voorouders, maar toch bovenal de stemmen van moeders en grootmoeders. Stemmen die vroeg of laat een keer naar buiten willen. Maar wat spreek je eigenlijk als je je moedertaal spreekt?
De Engelsen hebben er een mooiere uitdrukking voor: mother tongue, waarin zowel het fysieke als het talige aspect …Lees verder
'Ik zeg niet dat ik Pools ben', schrijft Maria Barnas halverwege haar nieuwe bundel Diamant zonder r. En kort daarna: 'Ik zeg niet dat ik Engels ben.' Weer iets later: 'Ik zeg niet dat ik Nederlands ben.' Wat ze dan wel is? Zoals ieder mens: een amalgaam van stemmen die voortdurend door het hoofd razen. Bij Barnas spuiten die stemmen soms als een fontein omhoog, dan weer waaien ze als de warme wind van een föhn en soms klinken ze als een schrille schreeuw; iets wat doet denken aan haar eerdere werk, bijvoorbeeld de bundel Jaja de oerknal. We hebben allen stemmen in ons hoofd, zoveel is zeker: de stemmen van overleden personen, van vrienden, van mensen die bewonderd worden, van voorouders, maar toch bovenal de stemmen van moeders en grootmoeders. Stemmen die vroeg of laat een keer naar buiten willen. Maar wat spreek je eigenlijk als je je moedertaal spreekt?
De Engelsen hebben er een mooiere uitdrukking voor: mother tongue, waarin zowel het fysieke als het talige aspect van het spreken doorklinkt. Het is een moedertong, of een door de moeder gegeven tong waarmee we spreken, zodat in alles wat we zeggen onvermijdelijk ook iets van onze moeders meeklinkt. Niet alleen het verbale, maar ook het fysieke krijgen we van onze moeders mee.
Barnas nam dit gegeven als uitgangspunt voor een persoonlijke zoektocht naar haar moedertaal. Die zoektocht voerde haar naar Polen, het land van haar voorouders, het land waarvan de naam 'veld' betekent. 'Ik hoor hun stem in de stemmen', schrijft ze, 'van mijn moeder die ik hoor in mijn stem/ die tegen het eind van een zin naar adem// hapt.' Over die moeders vertelt Barnas verdrietige geschiedenissen, misogyne verhalen, oorlogsherinneringen maar zeker ook grappige anekdotes (zoals die van de moeder die weigert te geloven dat haar fysiotherapeut Pools is omdat ze nooit van 'zmazonka' - een soort roereigerecht - heeft gehoord). Ze verhaalt over moeders in keukens, over moeders zonder mannen en over de moeders van moeders.
Je zou de bundel kunnen lezen als een grote poging om al die stemmen te kanaliseren. Tegelijkertijd lijkt dat onmogelijk. De moeders lijken zich niet te laten onderbreken. Zelfs in het even droevige als grappige gedicht 'Een lied over een veld', waarvan de inhoud grotendeels tussen twee haakjes wordt weergegeven, als moest die duidelijk worden begrensd, barst de opgeborgen geschiedenis ('dichtgeslibd', 'blinde konijnen', 'zwarte hoeven zonder paard', 'vermolmde stronken', 'een ingemetselde/ trompet') door die beperkingen heen. Wat onderdrukt wordt, komt vroeg of laat en met des te meer kracht terug. Het is kenmerkend voor de poëzie van Barnas: onvermijdelijk barsten de woorden een keer los uit de keel. Dat was in Jaja de oerknal al zo en is nu weer het geval.
Wat deze bundel zo ongelooflijk goed maakt is dat Barnas het meeklinken van de moederlijke stemmen tot een vormend principe van haar poëzie heeft gemaakt. Op veel plekken worden woorden herhaald, alsof er niet één maar telkens twee stemmen klinken. Wie de bundel leest, kan op zoek gaan naar al de echo's binnen en tussen de gedichten; inclusief het langzaam wegsterven van hele uitspraken of een enkel woord. De ene keer treffen we de echo's in het Nederlands. Op andere momenten gebeurt dat in een opeenvolging van Pools en Nederlands, of Nederlands en Engels. Maar zelden klinkt een onversneden stem. Wie spreekt is nooit alleen, maar spreekt immer met een veelheid, of zoals Barnas het beschrijft: 'ikken vormen een zinkend meer/ dat zwelt en ons omgeeft/ als een onvoorwaardelijk// wij.'
Rose Ausländer, de dichter uit Czernowitz die in Nederland nog altijd veel te onbekend is, schreef eens dat ze haar vaderland had verlaten en alleen nog in haar moederland leefde. De naam van dat land: het woord. Dat woord omschreef ze dan weer als volgt: 'Mutter Sprache/ Setzt mich zusammen/ Menschenmosaik'. Een treffender beeld voor de nieuwe bundel van Maria Barnas kan ik me niet voorstellen: een ontroerend mooi mensenmozaïek.
*****
Van Oorschot; 74 pagina's; € 19,50.
Verberg tekst